Gehuchtbenamingen - Toponymie

 

Volgens het woordenboek “van Dale” is de betekenis van het woord “toponymie”: studie van de plaatsnamen.

Onze verre voorouders benoemden het goed dat zij bewoonden of bewerkten – gepacht of in eigendom – met een naam die meestal betrekking had met de structuur van de bodem, een gebouw, uitzicht,  reliëf….

In oude akten, geschriften en oorkonden kan men regelmatig de namen terugvinden van percelen grond als het gaat over verhuring, erfenis of verkoop.

Zo ook met de gehuchtbenamingen. Deze benamingen zijn een overkoepeling van een ruim bemeten locatie zoals we deze vandaag nog steeds kennen.

Hierna volgt de betekenis van  elf gehuchtbenamingen behorende tot de gemeente Lummen, voor de fusie in 1977.

 

GENENBOS

Eén der grootste gehuchten van Lummen. Reeds in de XIV° eeuw was er sprake van “genenbosch”. Verschillende schrijfwijzen laten deze gehuchtbenaming worden tot wat ze nu is.

Genen: zou ginds betekenen, dus op zekere afstand van een centrum + bos

 Reeds van voor 1800 was  in Genenbos een wijkkapel waar misveringen plaats vonden en tevens schoolonderricht werd gegeven.

In 1842 werd deze regio losgekoppeld van de moederparochie Lummen en kreeg ze een zelfstandig bestaan onder de naam ‘parochie Sint-Rochus’.

  

MELLAAR

Een vermelding in 1377 geeft Meldelaer aan.

Waarschijnlijk komende van melde = plant + laar = open weideplaats voor vee.

 

De duizendjarige eik – in Mellaar -volgens het kadaster ter plaatse genaamd “het verbrand” gezien in een heel ver verleden alhier vonnissen werden uitgesproken en uitgevoerd door ophanging of onthoofding waarna het lichaam van de veroordeelde werd ‘verbrand’.

 

GOESLAAR

In de 14de eeuw is er reeds sprake van “groelaar” in de 15de eeuw van “grotlaeren”.

Deze vormen schijnen op een oorspronkelijk “groot laar te wijzen (zie Mellaar).

  

LAREN

In 1525 schreef men “Laren”. In de  19de eeuw werd “e” bijgevoegd: “Laeren”.

De betekenis kan dezelfde zijn als deze van “laar” uit Mellaer (zie hoger).

Het instituut van de Broeders van Liefde in het gehucht Laren. Op de foto een deel van de oorspronkelijke gebouwen.

  

GENEIKEN

Oorspronkelijk “gheen eycken” (14de eeuw).

Geen = ginds, + eiken.

Het schooltje voor lager onderwijs te Geneiken.

  

GESTEL

Oorspronkelijke benaming in de 14de eeuw “Ghestelle”.

Geest: in de betekenis, hoger gelegen zandgrond.

Een typisch Kempische langgevelhoeve in het gehucht Geneiken. Afgebroken tijdens het laatste kwart van vorige eeuw.

  

THIEWINKEL

In de 15de eeuw geschreven als “Tiewinckele”.

Tie: betekent dorpsplein + winkel = hoek omgeven door straten (winkel: zoals het meetinstrument winkelhaak, om een hoek te meten of af te passen).

  Het schooltje te Thiewinkel. Gebouwd in 1923.

  

SCHALBROEK

In de 14de eeuw “schalbrouck”.

Schal: voorlopig onbekend van oorsprong.

Broek: moerasachtige streek met ontwaterde plaatsen

 Deze watergraanmolen – de grote molen genaamd - in het gehucht Schalbroek ligt op de grens van Lummen en Herk-de-Stad (voorheen Schulen), de Demer vormt de grens tussen beide gemeenten.

  

OOSTEREINDE

Tekst in de 16de eeuw “ aent oesteren eynd”. Geografisch gezien is dit gehucht ten opzichte van het centrum noord-oostelijk gelegen;

oesteren: oosten

eynde: einde.

  Achtergevel van de Wellenshoeve op het Oostereinde. Thans heropgebouwd in Bokrijk.

  

REKHOVEN

In de 16de eeuw Reeckhoven;

hoven: hove, hoeve

reeck:smalle strook grond.

Verschillende watermolens werden op diverse rivieren  gebouwd waaronder ‘de Rekhovense molen’  (18de eeuw) op de Laambeek. Oorspronkelijk was deze molen een waterolie- en watergraanmolen.

De functie van wateroliemolen hield op te bestaan in 1883. De watergraanmolen bleef actief  tot 1957, werd afgebroken, om nadien heropgebouwd te worden in het openluchtmuseum Bokrijk

  

MOLEM

Rond 1377 als “Moelem” geschreven.

Heem, verkorte uitspraak naar “-em” = woonplaats.

 

Uit: HEEMINFO LUMMEN (jaargang 1 nummer 1 & 2) + recente aanvullingen.